Generatie STORM zit in de gevangenis

Daar zit ik dan, in mijn cel in de Wolvengevangenis in Utrecht. Een grote cel, dat wel. Maar toch, het blijft een cel. Inclusief tralies en ramen die niet open kunnen. Als hier brand uitbreekt dan weet je in ieder geval zeker dat je automatisch een douche krijgt, dat dan weer wel. Het blijft apart om op een plek te werken waar een jaar eerder nog gedetineerden zaten. Waar nog luttele cellen leeg staan inclusief bedden met een bult beddengoed, die net lijken te zijn beslapen. Waar het een jungle van gangen is zodat je steeds weer verdwaald. Met overal van die enorm zware deuren waarbij je nooit zeker weet of ze, als ze eenmaal dichtgevallen zijn, ooit nog open gaan. Een van de eerste keren dat ik hier was ben ik op ontdekkingstocht gegaan. Het was peentjes zweten, bij elke klap van weer een sluitende deur wist ik niet zeker of ik nog terug kon komen. Los van mijn navigatie vaardigheden, was ik bang om opgesloten te raken. ‘Een beetje cru, in een gevangenis’, dacht ik nog. Na drie lange gangen met cellen; (klein!), een blik op het sportveld (lucht!), de ‘keuken’ (fabriek), kwam ik uit bij een isoleercel. Een buitencel, waar het enige buiten het ontbreken van een dak was. Vier muren dus en tralies, afgesloten van alles; gruwelijk vond ik het. Vooral toen ik dacht dat dit het eindpunt was. Maar nee, er was gelukkig een zijgang waarlangs ik naar het echte buiten kon, de wereld in. En toen bedacht ik me, zou het in een ‘normale’ organisatie nou zo anders zijn?